Door in het wild levende vogels te merken kan men veel van hun doen en laten te weten komen. In 1911 werd in Nederland begonnen met het ringen van vogels voor wetenschappelijk onderzoek. De opzet was om na te gaan waar de vogels heen trokken. Later bleek dat ook sterfte, doodsoorzaken, gezinsverband, trouw aan broedgebied en winterkwartier e.d. door het ringen van vogels konden worden onderzocht. Bij het bestuderen van de trek kan men op een geografische kaart de plaatsen aangeven waar de vogels zijn teruggemeld. Daardoor krijgt men een indruk van de ligging van het broedgebied en het winterkwartier. Ook de trekweg tussen die gebieden is enigszins te zien. Een nauwkeurige bepaling van de trekwegen is op een dergelijke kaart echter niet mogelijk, omdat de individuen een grote spreiding vertonen. Op deze wijze kan men trekwegen van verschillende groepen vogels ook niet met elkaar vergelijken.