Europa is een groot gebied. De grootste afstand in de richting noord-zuid, van de Noordkaap tot Kreta bedraagt 3860 km. De oost-west as loopt van Ierland tot de Oeral en meet 5560 km. Het oppervlak bedraagt ± 10 miljoen km2. Het is bekend dat in Europa zo’n 420 vogelsoorten broeden. Maar waar precies ze wel en waar ze niet voorkomen, daar is veel minder van bekend. Natuurlijk, van een aantal Westeuropese landen weten we op dit gebied heel wat. Maar hoe zit het met het grote stuk Oost-Europa? Voor die gebieden moesten pioniers als Voous (1960) en Peterson et al. (1954), die de eerste Europese verspreidingskaarten samenstelden, terugvallen op een aantal plaatselijke gegevens, her en der verspreid in de litteratuur en verzameld in verschillende jaren. Voor een goed inzicht in de geografische verspreiding van en isolatie tussen de soorten is dat niet voldoende. Vandaar dat het European Ornithological Atlas Committee (EOAC) het plan heeft opgevat nauwkeurige informatie over het voorkomen van de vogels in Europa te verzamelen. Het belangrijkste doel dat het EOAC zich heeft gesteld is het standaardiseren en coördineren van Atlaswerk over het hele werelddeel en er bovendien voor te zorgen dat het veldwerk in alle deelnemende landen kan worden uitgevoerd. Deze inventarisatie zal moeten plaatsvinden in 1985-1988; er zal gebruik gemaakt worden van 50x50 km2 blokken. Dit zou dan moeten leiden tot de publicatie van De Europese Broedvogelatlas (Sharrock 1973a, 1974, Sharrock, Bogucki & Yeatman, in druk). Ter voorbereiding van dit project hebben de meeste landen die in de EOAC vertegenwoordigd zijn reeds hun nationale Atlasproject ondernomen. Deze voorbereidende Atlasprojecten leveren niet alleen gegevens over het voorkomen van broedvogels in een land, maar hebben ook andere belangrijke voordelen zoals: – het leveren van basisgegevens waarmee de resultaten uit de periode 1985-1988 vergeleken kunnen worden; – het oplossen van administratieve- en organisatorische problemen t.a.v. de inventarisatie; – het trainen van een zo groot mogelijk team van medewerkers in de speciale methodieken die benodigd zijn voor efficient Atlas-veldwerk (Sharrock 1973b).