De vogelbescherming in de Duitse Bondsrepubliek heeft een duidelijke stap terug moeten zetten bij de bescherming van de stootvogels. Door een stemmenmeerderheid van de CSU-afgevaardigden tijdens de Beyerische Landtag in december 1977 is het schieten van stootvogels, in het bijzonder Buizerden en Haviken, gedurende bepaalde perioden en in ’uitzonderlijke gevallen’, weer mogelijk gemaakt. Gerhard Frank (CSU), die als Landesjagdprasident, het voorstel naar voren heeft gebracht, wees er op dat Buizerd en Havik een ernstig gevaar konden vormen voor Patrijs, Kor- en Auerhoen. De staatssecretaris van het ministerie van Landbouw, Simon Nüssel, verdedigde het voorstel met de instemming van het Institut für Vogelkunde welke een tijdelijk, begrensd afschot in uitzonderlijke gevallen voor redelijk hield. De Landesbund für Vogelschutz karakteriseerde het besluit van de landdag als: ’Voorbeeld van totale onwetendheid met betrekking tot de oecologie’. Wetenschappelijk is nu wel duidelijk bewezen dat de sterk bedreigde stootvogelstand niet in het minst verband houdt met de achteruitgang van diersoorten als de Patrijs. Vogelbeschermers willen niet toelaten dat Noordduitsers en Scandinaviërs nu Beieren zullen aanduiden als het land van de stootvogelmoord, waar hun stootvogelbestand tegen beter weten in door tijdgenoten doodgeknalt wordt, die de zin en de grondgedachte van de oecologische natuurbescherming nog steeds niet begrepen hebben. Veel Beierse jagers wezen het afschot van stootvogels als zinloos af. Het is duidelijk dat het parlement zich ’tot spreker van een jachtlobby heeft laten verleiden, die de verhouding predator-buit in connectie tot de levensgemeenschap nog steeds onbekend is’. Protestbrieven kunnen gericht worden aan: CSU Landtagsfraktion, Landtagsgebaude, 8000 München 85, Duitse Bondsrepubliek.