Deze publicatie is een herziene samenvatting van een, in 1975 bij het Rijksinstituut voor Natuurbeheer verschenen, rapport (zie Het Vogeljaar 24 (4): 219). Er wordt geconcludeerd dat, ofschoon er jaarlijks ten gevolge van de zo’n vierduizend kilometer hoogspanning die er boven ons land hangt méér dan één miljoen vogels door aanvaringen met deze hoogspanningsleidingen sterven, dit voor de meeste soorten waarschijnlijk nog geen effect heeft op hun populatiegrootte. Over de vogels die er door verwond raken blijken nog totaal geen cijfers te bestaan. Oplettendheid is geboden bij de Grutto en enkele zeldzamere soorten, zoals Aalscholver, Lepelaar en Purperreiger. Van geringde Lepelaars in Nederland, die teruggemeld werden, was de doodsoorzaak van 14% daarvan draadslachtoffer, van de Purperreiger 9,8%. Dat er zich onder de 565 terugmeldingen van in Nederland teruggemelde geringde Aalscholvers geen enkel draadslachtoffer bevindt wil echter geenszins zeggen (zoals auteur schrijft) dat hoogspanningsleidingsleidingen in Nederland geen bedreiging voor de populatie vormen. De terugmeldingen van Purperreiger en Lepelaar beginnen immers te dateren uit de periode nà 1960, terwijl vrijwel alle terugmeldingen van de Aalscholver dateren van vóór 1940 in een tijd dus toen de hoogspanningsleidingen nog niet ter sprake kwamen en nog geen probleem vormden. Ook kan op den duur de belemmering van de vrije vliegruimte, voor bijvoorbeeld de Aalscholver, ernstiger gevolgen hebben dan het aantal slachtoffers dat er onder zal vallen. Wordt namelijk als één der redenen van de achteruitgang van de Ooievaar in ons land ook niet het groeiend aantal belemmerende bedradingen genoemd die zo’n zeiler als de Ooievaar lelijk in de weg staan? Overigens verdienen ook de gebieden, waar door eenden, ganzen, weidevogels en andere steltlopers veelvuldig voedsel wordt gezocht, de speciale aandacht. Om het indrukwekkende aantal draadslachtoffers te verminderen dient men bij elke uitbreiding van het hoogspanningsnet gedeelten, waar dit mogelijk is ondergronds aan te leggen en op andere plaatsen de bliksemdraden, te markeren. Omdat dit alleen een gunstig effect heeft op het aantal slachtoffers bij de vogels die overdag vliegen moet ook het aantal barrières waartegen vogels kunnen vliegen zo klein mogelijk worden gemaakt. Biotopen onder en nabij de hoogspanningsleidingen worden ook duidelijk minder goed bezet. Extra aandacht verdienen die trajecten waar veel slachtoffers kunnen worden verwacht of kwetsbare soorten de lijnen regelmatig passeren. Er wordt aangedrongen op preventieve voorzieningen aan de gedeelten van de hoogspanningslijn in de Hilversumse Meent, waar Purperreigers regelmatig passeren bij hun voedselvluchten en de gedeelten van de hoogspanningslijnen in de Zaanstreek die door de Lepelaars op hun voedseltrek worden gepasseerd en het traject Flevocentrale I nabij de Flevocentrale in Oostelijk Flevoland.