Gedurende de laatste 20 jaar heeft de aandacht van de vogelbeschermers zich gericht op de stootvogelstand. Dit is het gevolg van de ernstige achteruitgang van vele soorten in Europa en elders. De laatste jaren zijn er diepgaande studies gemaakt van het bevolkingspeil en de broedresultaten van vogels als de Slechtvalk op de Britse eilanden en in andere landen in Noordwest-Europa. Men tracht hierdoor de bevolkingsschommelingen na te gaan van deze soort, die van zo veel belang is voor aanwijzingen aangaande het milieu. Elders in Europa schijnt een dergelijke diepgaande studie van het bevolkingspeil en de schommelingen niet uitvoerbaar wegens gebrek aan mensen en het geweldig grote gebied waarom het gaat. Er blijft echter een andere mogelijkheid over om deze schommelingen na te gaan, namelijk het geregeld tellen van trekkende stootvogelpopulaties op plaatsen waar een geconcentreerde trek voorkomt, zoals bij de Straat van Gibraltar en de Bosporus. Op grote schaal georganiseerde tellingen zijn nu gedurende een aantal jaren in deze gebieden uitgevoerd en zij hebben de zuiverste schattingen tot nu toe opgeleverd betreffende het aantal vogels, dat daar bij betrokken is. Met nog meer inspanning lijkt het mogelijk dat deze tellingen een basis zullen vormen voor het vaststellen van wijzigingen in de populaties op lange termijn. In de herfst van het vorig jaar bezocht een groep ornithologen, waaronder de schrijver, de oostkust van de Zwarte Zee in Turkije, in de hoop een derde smalle trekroute te ontdekken voor stootvogels die uit Europa en West-Siberië komen via de landbrug tussen de Zwarte Zee en de Kaspische Zee. Ofschoon wij verwachtten dat wij een groot aantal vogels zouden kunnen noteren, verraste ons toch het uiteindelijke totaal van meer dan 377.000 vogels, die waargenomen werden gedurende twee maanden, van midden augustus tot midden oktober. Een totaal, dat de hoogste herfst-totalen ver overtrof, die ooit zijn genoteerd voor de Straat van Gibraltar (ongeveer 189.000 in 1972) en voor de Bosporus (ongeveer 76.000 in 1971). Het grootste deel van deze trekkers waren Wespendieven (ongeveer 138.000) en Buizerden (ongeveer 205.000), terwijl het aantal Zwarte Wouwen (ongeveer 5.800) en andere soorten veel lager was.