Deze maand, oktober 1978, is het veldwerk voor het nieuwe Atlasproject voor Winter- en Trekvogels begonnen. Het hoe en het wat van dit project zijn reeds beschreven in SOVON-mededeling no. 15 in het 3e nummer van het Vogeljaar van dit jaar. In het kort komt het er op neer dat van iedere maand van elk blok opgegeven kan worden welke vogels er voorkomen en welke er uitsluitend overtrekken. Ook kan men een schatting maken hoeveel vogels van elke soort aanwezig zijn, waarbij gebruik kan worden gemaakt van een code. Het veldonderzoek zal 5 jaar duren en resulteren in maximaal 12 verspreidingskaarten (van elke maand één) van elke soort. De verwerking van de gegevens zal geschieden met computers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, afdeling Milieustatistiek. Uitgangspunt bij dit project is geweest dat men op verantwoorde wijze wetenschappelijke gegevens kan verzamelen door eenvoudige vragen te stellen aan een zo breed mogelijk vogelaarspubliek. Voor deelname kan men zich wenden tot de districtscoördinator in het district waar men wil werken. Men ontvangt dan de handleiding, topografische- en waarnemingskaarten. Intussen is voor de meeste districten een coördinator gevonden; waar er nog geen is kan men zich opgeven bij de algemeen coördinator.