In oktober 1975 trok ik samen met acht anderen de hele maand door een deel van Suriname om een indruk te krijgen van de flora en fauna. Dit artikel is een poging iets weer te geven van de overweldigende hoeveelheid indrukken, die op ornithologisch gebied werden opgedaan. De eerste vogel, die wij tijdens de eerste dagen doorgebracht in Paramaribo – leerden kennen, was de Grietjebie (Pitangus sulphuratus). Vrijwel overal waar wij later kwamen hoorden wij zijn roep, waaraan de Surinamers dan ook zijn naam ontlenen. Een andere zeer algemene soort, zelfs afgedrukt op een bankbiljet, was de Blauwe Tangara (Thraupis episcopus). Op aanraden van eerdere bezoekers werden de Palmentuin en de Cultuurtuin bezocht. Het dierentuintje dat vlak achter de laatste ligt en o.a. een aantal inheemse vogelsoorten herbergt, werd eveneens bekeken. Voor degenen die nog moeten inspelen op de tropische flora en fauna zijn deze objecten beslist de moeite waard. In de Palmentuin lieten de Vorkstaarttiran (Muscivora tyrannus), de Tropische Spotlijster (Mimus gilvus) en tal van andere vogels zich uitstekend observeren. Sommige soorten foerageerden frequent op de zaden van de palmen. Rond en in de Cultuurtuin hielden zich Geelkopcaracara (Milvago chimachima), Grijze Buizerd (Buteo nitidus) en zelfs een aantal steltlopers als Amerikaanse Oeverloper (Acitis macularia) en een Amerikaanse Bosruiter (Tringa solitaria) op. Boven de stad waren geregeld Zwarte Gieren (Coragyps atratus) te zien. Een maal telden wij 43 exemplaren in één groep.