In januari en februari 1977 werd op enkele plaatsen in het deltagebied vogelsterfte geconstateerd welke voor het overgrote deel kan worden toegeschreven aan vogelcholera (Pasteurellosis). Deze sterfte is voor zover bekend de grootste sterfte welke tot dusver in Nederland door deze oorzaak is opgetreden, – In het Veerse Meer, waar ruim 95% van het aantal slachtoffers is gevallen, werden systematische tellingen van de slachtoffers uitgevoerd op een dusdanige wijze, dat het mogelijk was door middel van interpolatie de totale sterfte te benaderen. Deze kon worden bepaald op ruim 1700 vogels, ofwel meer dan 4% van de levend aanwezige vogels in die periode. – Tijdens de tellingen werden ’at random’ een groot aantal slachtoffers verzameld ten behoeve van laboratoriumonderzoek. – Onder de Meerkoeten werden de grootste aantallen slachtoffers aangetroffen en wel 50,5 % van het aantal gevonden vogels. – Tot circa 6 weken na de vermoedelijke dood kon Pasteurella multocida uit het beenmerg van kadavers worden geïsoleerd. Na 8 weken werden geen Pasteurellae meer aangetroffen. – Uit ander materiaal dan kadavers werden geen Pasteurellae geïsoleerd. – Teneinde de sterfte onder een aantal soorten te kunnen vergelijken, werd een berekening gemaakt van de ’mortality rate’. De ’mortality rate’ bleek toe te nemen naarmate de soorten in ondieper water voorkwamen. Op de grens van land en water werd relatief de grootste sterfte vastgesteld (Bergeend en Scholekster).