De Sijs (Carduelis spinus) is, zoals bekend, in Nederland hoofdzakelijk wintergast. Er zijn minder dan twintig broedgevallen na 1900 geconstateerd in ons land, al worden er mogelijk broedende vogels over het hoofd gezien.’) Zoals met verschillende andere wintergasten het geval is, fluctueert het aantal Sijzen nogal opvallend van jaar tot jaar. In Wassenaar en naaste omgeving, waar ik van 1943 af regelmatig waarnemingen deed, zien wij dat ook. Waarbij zij aangetekend dat het Wassenaarse gebied, met name door het groot aantal elzen en vele sloten, slootjes en vijvers, zeer attractief is voor Sijsjes. Naast enkele bijzonder goede seizoenen en enkele uitgesproken slechte, zijn er meestal ’normale’ jaren. In ’goede’ jaren ziet men herhaaldelijk troepjes van 40 tot 60 of meer exemplaren en bovendien komen er dan op meer plaatsen Sijsjes voor dan in de ’magere’ en ’normale’ jaren. Dat ik echter geen enkele Sijs in Wassenaar heb waargenomen gedurende het gehele herfst-winterseizoen, zoals in 1976-77 gebeurde, was zo uitzonderlijk dat ik besloot er waf meer aandacht aan te besteden.