1979
Rupsenbestrijding in Midden-Limburg
Publication
Publication
Het Vogeljaar , Volume 27 - Issue 3 p. 137- 139
Toen krantenberichten spraken over plannen om in de laatste week van juli 1978 of de eerste twee weken van augustus 1978 in ten minste acht gemeenten van Midden-Limburg een bestrijdingsactie te voeren tegen de rupsen van de bastaardsatijnvlinder hebben wij ons licht eens opgestoken bij de uitvoerders van de actie. Enkele dagen zou laag over de wegen een vliegtuig scheren om de aangetaste bomen te besproeien met een bestrijdingsmiddel. Behalve dat de rupsen de bomen kaalvreten, bezorgden zij volgens de berichten ook de bevolking veel overlast onder andere door dat de haren van de rupsen bij mensen die daar gevoelig voor zijn, hinderlijke irritatie aan de huid en ogen veroorzaakten. Bovendien zouden de rupsen slipgevaar opleveren wanneer ze in grote aantallen fietspaden of autowegen zouden overwandelen. Vanaf het vliegveld Budel zou een vliegtuig de bomen in de omgeving van Nederweert en langs het kanaal bij Wessem vanuit de lucht besproeien. Ook zou boven Tungelroy, Altweerterheide, Laar, Boshoven en Swartbroek, de buitengebieden van Weert, gespoten worden vanuit een vliegtuig. In totaal zou ongeveer 250 kilometer aan bomen worden bewerkt. Wegen waarover zou worden gevlogen werden vooraf afgesloten. Bezitters van auto’s werd geadviseerd geen auto’s tijdens de bestrijdingsacties onder bomen te plaatsen en huisvrouwen kregen de tip het wasgoed dit maal binnen te laten drogen! Op 1 augustus 1978 verzochten wij nadere inlichtingen over de bespuitingen die rond Kessel, Helden, Weert, Meyel, Neer, Heythuysen, Roggel en Nederweert waren voorgenomen. Wij vroegen welk bestrijdingsmiddel zou worden gebruikt en of er gegarandeerd geen andere insekten, of andere dieren (zoals vogels) gedood zouden kunnen worden.
Additional Metadata | |
---|---|
Het Vogeljaar | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Stichting Het Vogeljaar |
Jaap Taapken. (1979). Rupsenbestrijding in Midden-Limburg. Het Vogeljaar, 27(3), 137–139. |