Meidoornhagen zijn vooral op Zuid-Beveland en Walcheren kenmerkend voor de zogenoemde oudlandgebieden. Aldus aangeduide arealen zijn de oudst bedijkte gebieden in Zeeland en dateren als polder uit de 12e en 13e eeuw na Chr. De heggen worden vooral aangetroffen in de hogere randgebieden, de lage kernen zijn over het algemeen te zilt, daarom ontbreken ze in de Goesse Poel en de kernen van de Kapelseen Yerseke Moer. Door de inundatie van Walcheren in de oorlogsjaren zijn daar de heggen volledig verdwenen. Doordat in de daarop volgende herverkaveling de natuurlijke groeiplaatsen – de slootkanten – in veel gevallen op plaatsen midden in de sterk vergrote en genormaliseerde kavels kwamen te liggen was herkolonisatie niet goed mogelijk. Temeer daar de landbouwer juist rond 1950 de beschikking kreeg over bestrijdingsmiddelen die in die tijd als een soort wondermiddel werden beschouwd en waarmede kwistig werd omgesprongen, is op de oude groeiplaatsen geen heg meer te vinden, hoogstens nog een enkele losse struik.