Op grond van de voorafgaande twee paragrafen is een schematische indeling gemaakt van het voorkomen van de wat algemenere broedvogelsoorten in relatie tot ’horizontale’ en ’verticale structuur’ (tabel 5). De soorten zijn hierin in eerste instantie gerangschikt naar het voorkomen in bos of houtwal en daarbinnen naar het reageren op boom-, struik- en kruidlaag. Bovenaan in de tabel staan de soorten die in Winterswijk vooral in bossen voorkomen en helemaal onderaan de soorten die vooral in houtwallen voorkomen. Hoewel het aantal soorten, waarvan voldoende gegevens over het voorkomen in houtwallen aanwezig waren, gering is, kunnen weten aanzien van de verticale stuctuur toch een zeker patroon onderkennen. Relatief veel soorten, die regelmatig tot veel in houtwallen voorkomen, zijn afhankelijk van een goed ontwikkelde struik- en/of kruidlaag. Terwijl relatief veel bosvogelsoorten meer afhankelijk zijn van een goed ontwikkelde boom- en/of struiklaag. Ten aanzien van de horizontale structuur blijkt, dat de echt aan bos gebonden zangvogelsoorten, alle tot de strikte bosvogels behoren.