Heggen en houtwallen kunnen gedefinieerd worden als lijnvormige landschapselementen met opgaande begroeiingen, waarin struiken respectievelijk bomen domineren. In deze definitie passen bossingels van meer dan 10 m breedte, maar ook bramenwallen en boomrijen. Deze laatste twee voorbeelden worden weliswaar meestal niet als heg of houtwal opgevat, maar ze mogen vanwege hun landschappelijke en biologische betekenis niet worden vergeten. Sloot- en perceelsrandbegroeiingen waarin kruiden domineren vallen dus buiten deze beschouwing hoewel ook zij ornithologisch terdege van belang zijn. Heggen en houtwallen komen verspreid door de gehele provincie Noord-Brabant voor. Wij vinden ze in het algemeen langs en op ”lijnen” in het landschap. Deze zijn vrijwel steeds door de mens veroorzaakt: perceelsranden, sloten, wegen, dijken, kanalen. Alleen beken (voor zover niet vergraven) en rivieren (voor zover niet gekanaliseerd) mogen als echte natuurlijke ’lijnen’ in het landschap worden beschouwd.

Het Vogeljaar

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Stichting Het Vogeljaar

J. Bokdam, & A. Smit. (1979). Heggenlandschappen vervullen niet alleen als broedgebied een belangrijke functie Behoud en beheer van heggen en houtwallen in Noord-Brabant. Het Vogeljaar, 27(5), 254–259.