Een tweetal fijne artikelen in het Vogeljaar (jaargang 26 (5), oktober 1978) geeft een levendig beeld van de mogelijkheden die onderzoekers hebben bij het speuren naar het verleden. De auteurs van beide artikelen verwijzen – terecht – naar Plinius (23-79 na Chr.) over het voorkomen van de Kroeskoppelikaan in Nederland. Als classicus zeg je bij het lezen: ’Hé, de schrijvers hebben ongetwijfeld de zelfde bron voor hun mededeling gebruikt’. Dat blijkt namelijk uit de bijna gelijkluidende tekst; ’De Romeinse schrijver Plinius vermeldt dat in zijn tijd pelikanen broedden aan de mondingen van de Schelde, Rijn en Elbe. Het betreft hier de Kroeskoppelikaan’ (Peter J. A. van Mensch, Vogeljaar 26 (5); 220). ’Volgens Voous (1960) berichtte Plinius dat in de Romeinse tijd de Kroeskoppelikaan in de estuaria van Rijn, Schelde en Elbe broedde’ (A. T. Clason en W. Frummel, Vogeljaar 26 (5): 211). Deze schrijvers noemen hun bron, zij zijn dus geëxcuseerd dat zij niet dieper gegraven hebben naar de tekst van Plinius zelf.