Voor de bevolking van Het Gooi en Utrecht is het wijdse Eempolderlandschap met de kronkelende Eem een gewaardeerd gegeven. Deze polders vormen ook het belangrijkste weidevogelgebied in Midden-Nederland. Ruim de helft van het grasland, zo’n kleine 4000 ha, blijkt op grond van broedvogeltellingen in de jaren 1973-1976 voldoende waardevol te zijn om voor een aangepast beheer in aanmerking te komen. Het gebied is ook nog van betekenis voor trekvogels als Goudplevieren, zwanen en stootvogels. Al deze vogels geven de voorkeur aan nat grasland met een kruidenrijke vegetatie. Helaas moeten we constateren dat de weidevogelstand schrikbarend achteruitgaat. Sommige soorten zijn letterlijk gedecimeerd. Omstreeks 1970 waren er nog circa 240 paar Kemphaantjes, in 1976 nog maar 35 paren. Ook Watersnippen en Zomertalingen zijn sterk teruggelopen en de Gele Kwikstaart, vroeger een talrijke soort, is zeldzaam geworden.