Reist men van Kaboel in noordelijke richting dan komt men in de circa 60 km lange, uitzonderlijk vruchtbare laagvlakte van de provincie Parwan met de hoofdstad Charikar. De aan beide zijden liggende gebergten komen steeds dichter bij elkaar des te noordelijker wij komen en vormen zo een trechter (portaal), waarvan het uiteinde naar de Salang Pas voert, die met een hoogte van 3658 m de laagst gelegen doorgang over de Hindukusch naar het noorden vormt. Hierover – sedert 1966 door een 3200 m hoog gelegen tunnel – loopt de verkeersader, die Zuid- en Noord-Afghanistan met elkaar verbindt. Hierover leidt echter ook een der belangrijkste vogeltrekwegen. Dit is vooral heel opmerkelijk tijdens de voorjaarstrek van het zuiden naar het noorden, als door de trechtervorm van het gebergte veroorzaakt, een over de Salang Pas geconcentreerde massale trek is waar te nemen (G. & J. Niethammer 1967). Omdat een stuwing door het landschap aan de noordhelling van het gebergte ontbreekt, verloopt de najaarstrek over de Hindukusch in tegenstelling daarmee veel verstrooider en onopvallender.