Na de strenge winter van 1978/’79 viel in het noorden van het land op dat de Huismussen stand sterk teruggelopen was. De eerste mededelingen hierover kwamen reeds snel na de ’Siberische week’. De heer Wiersma te Stiens vond tijdens het sneeuwruimen vier stijfbevroren Huismussen. lemand anders vertelde dat het groepje mussen dat hij altijd voerde, verminderd was van 20 tot 3 exemplaren. Deze waarnemer veronderstelde dat ze waren verhongerd. Door de grote hoeveelheden sneeuw waren ze ingesloten onder de dakpannen. In de litteratuur wordt echter weinig aandacht besteed aan wintersterfte bij de Huismus. Summers Smith (1962) komt aan de hand van ringgegevens tot de conclusie dal de mortaliteit tijdens het broedseizoen het hoogst is. Al enige jaren verzamelen we populatie gegevens van de Huismus. Na eindelijk weereens een strenge winter hadden we nu de mogelijkheid, na te gaan hoe deze soort zo’n winter doorkomt. In het noorden van het land heersten van 14 tot 18 februari extreme weersomstandigheden, terwijl het zuidwesten dit lot bespaard bleef. Dit verschil in weersomstandigheden was de aanleiding tot een vergelijking van de populatie fluctuaties tussen Leeuwarden en Rotterdam.

Het Vogeljaar

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Stichting Het Vogeljaar

S. Visser, C.J. Heij, & C.W. Moeliker. (1980). Een vergelijking tussen leeuwarden en Rotterdam De invloed van de winter 1978/1979 op enige Huismus-populaties. Het Vogeljaar, 28(4), 183–186.