Al in de jaren dertig werd opgemerkt dat er op bepaalde herfstdagen zangvogels uit zee het land invliegen. Van Dobben beschreef bijvoorbeeld zuidwaartse trek van Veldleeuweriken dwars over Vlieland. Iets soortgelijks is de massale aankomst van lijsters uit noordelijke tot noordwestelijke richtingen. Van de lijsters weten wij meer dank zij de radarstudie van Myres op de Shetland Eilanden. Deze Engelsman veronderstelde dat de vogels Scandinavië in westelijke tot zuidwestelijke richtingen verlaten, maar zich heroriënteren bij zonsopgang. Door dit gedrag voorkomen de dieren dat ze de Britse eilanden voorbijschieten. Een vergelijkbare terugkeer naar het vaste land is eens geopperd door L. Tinbergen voor de Scandinavische Vinken bij bepaalde winden. Maar latere waarnemingen riepen sterke twijfels op of de gegevens die daarvoor werden aangevoerd wel zo mochten worden geïnterpreteerd. Over één en ander is nog steeds weinig bekend en het laatste woord over trekstrategiën van Noordzee-overstekers is dus nog lang niet gezegd. Radarstudies hebben laten zien dat wij met het blote oog maar een beperkt deel van de trek kunnen waarnemen. Omgekeerd wordt het steeds duidelijker dat de radarbeelden een sterk vertekend beeld kunnen geven. Het is dus zaak verschillende informatiebronnen te combineren.