De resultaten van een onderzoek naar de stand van de Kerkuil in de provincie Limburg gedurende de jaren 1967 tot en met 1978 zijn in een rapport samengevat. In verhouding zijn de meeste broedgevallen in Zuid-Limburg vastgesteld. In totaal werden in Limburg 62 plaatsen geregistreerd als broedplaats. Niet minder dan 58% daarvan bevond zich in kerken. Maximaal werden er per jaar 75 broedparen en minimaal 20 broedparen vastgesteld. De jaren 1971, 1974 en 1977 moeten als topjaren beschouwd worden. Ongeveer 75% van de Kerkuilen in Limburg sterft gedurende het eerste levensjaar. Het landelijke percentage bedraagt 77%. Opmerkelijk is dat van de, als dood gemelde, Kerkuilen, waarvan de doodsoorzaak bekend is, ongeveer 67% om het leven is gekomen door confrontatie met het verkeer. Voor de provincie Limburg moet het verkeer dan ook als belangrijkste doodsoorzaak gezien worden. Dat geeft te denken. Het aantal Kerkuilen, dat geprepareerd en opgezet wordt, is in verhouding met andere vogelsoorten én in verhouding met het aantal broedparen zeer hoog. Het moet dan ook zeker zijn dat een deel van dit aantal door illegale, moedwillige vervolging is bemachtigd. Grootschalige aantastingen van leef- en jachtgebied, afsluiting van kerktorens, kerkzolders en boerenschuren en het massaal prepareren zijn activiteiten die niet samengaan met het beschermen van de Kerkuil. Verder onderzoek naar, met name de relatie tussen wegberm, voedsel en verkeersslachtoffers onder de vogels, moet ernstig worden overwogen, zo meent de auteur.