Met de afsluiting van het Haringvliet op 2 november 1970 begon voor de Biesbosch een geheel nieuwe ontwikkeling. Niet alleen viel de natuurlijke dynamiek grotendeels weg, ook de menselijke invloed veranderde volkomen. Bovendien werden onder andere door de aanleg van drinkwaterbekkens en de ruilverkaveling van de Noordwaard van de Brabantse Biesbosch, nieuwe, weinig natuurlijke elementen aan het bestaande landschap toegevoegd. Omdat slechts bitter weinig bekend was van de gevolgen van deze ontwikkelingen voor de vogels van het gebied, zowel in het verleden als naar verwachting in de toekomst, begon de Vogelwerkgroep Biesbosch in 1976 een integraal onderzoek dat de gehele Biesbosch en de verschillende deelaspecten van de ornithologie zou gaan bestrijken. Ondanks alle negatieve berichtgeving over de natuurlijke waarden van de Biesbosch, werd dit onderzoek met hooggespannen verwachting begonnen; niet alleen omdat uit onderzoek op kleinere schaal al hoopvolle ontwikkelingen bleken, maar vooral omdat de voor 1971 bestaande dynamiek voor vele soorten negatieve gevolgen had. Het was dan ook te verwachten dat het aantal soorten en van vele soorten ook de aantallen sterk zouden toenemen.