De effectieve werking van de Wet Bedreigde Uitheemse Diersoorten (Wet BUD) is uitgebreid: naast het verbod op de handel in levende exemplaren van circa 2000 bedreigde diersoorten, geldt nu ook een verbod op de handel in dode dieren en herkenbare delen van dieren. Met ingang van 6 september 1980 is het Besluit ter uitvoering van artikel 3 van de Wet in werking getreden. Om welke dieren en herkenbare delen van dieren het precies gaat is gespecificeerd in een Algemene Maatregel van Bestuur. Het besluit omvat niet alleen een verbod op de handel in dode, veelal opgezette, exemplaren, maar ook op de handel in huiden (bont) van bijvoorbeeld alle katachtigen en zeehonden; ivoors; hoorns van neushoorns; geweien van beschermde herten; leer van krokodillen en diverse slangen; hoornschilden van zeeschildpadden; skeletten van vele soorten dieren; walvisvlees- en baleinen en ten slotte een aantal (vaak in kunsthars gegoten) exotische vlinders en kevers.