Op 3 juni 1981 meldde het NOS-journaal dat er rond de eeuwwisseling minstens 17.000 moderne windmolens in Nederland zullen staan. Het Energie Centrum Nederland te Petten schat dat met 15.000 kleinere molens tezamen 450 megawatt kan worden opgewekt. Daarnaast wordt gedacht over de bouw van 2.000 zeer grote molens, elk goed voor een vermogen tot 3 megawatt. Deze laatste zullen opmerkelijke nieuwe elementen in het Nederlandse landschap vormen, want bij een torenhoogte van 80 meter en wieklengtes van 40 meter zal de draaicirkel tot 120 meter hoogte reiken. Het ligt voor de hand om de vraag te stellen of deze supermolens levensgevaarlijke obstakels voor vogels zullen zijn. Dit artikel heeft tot doel aan te geven dat noch voor een optimistische, noch voor een pessimistische, stellingname goede gronden bestaan. Omdat er in de wereld nog nauwelijks ervaring is opgedaan met zeer grote windturbines kan niet worden aangegeven welke plaats deze molens zullen innemen in de reeks hoge obstakels waartegen vogels te pletter vliegen, zoals telecommuniecatiemasten, hoogspanningsleidingen, hoge gebouwen en vuurtorens. Enkele hieronder voorgestelde typen van onderzoek zouden nader moeten worden uitgewerkt en ter hand worden genomen. Hoe eerder daarmee wordt begonnen des te effectiever kunnen de ontwikkelingen ten gunste van de vogels worden bijgestuurd.