Uit het verslag 1979 over de weidevogels in de Eempolders (provincie Utrecht) blijkt dat er een desatreuze achteruitgang heeft plaatsgehad bij de Watersnip, de Kemphanen zijn een aflopende zaak in dit gebied dat vroeger beroemd was om z’n vele Kemphanen, terwijl bij de Slobeend, vergeleken met 1976, een achteruitgang van 50% werd geconstateerd. De situatie van de Zomertaling ligt al even slecht als bij de Kemphaan en de Watersnip. En dan te weten dat er zo’n 50 jaar geleden méér broedparen van deze soorten voorkwamen dan er nu in ons gehele land geteld worden! Achtereenvolgens worden de gegevens in de volgende hoofdstukken verwerkt: methode, invloeden van het weer en van veldwerkzaamheden, besprekingen per soort, overzicht van de aantallen broedgevallen per telvak, vergeleken met eerdere telronden, overzicht van de veranderingen in het gehele telgebied en, voor zover bekend, in het gehele Eemland, litteratuur en de twee bijlagen: de vergelijkbaarheid van gegevens van verschillende jaren en extrapolatie van aantallen weidevogels. W.C. Knol, met medewerking van G. van Dijk: Weidevogeltellingen in Eemland in 1979. Gestencild, 20 pag., 10 kaartjes (1981). Rapport 1981-9. Uitg. Staatsbosbeheer, Consulentschap voor Natuurbehoud in de provincie Utrecht, 030- 520834, toestelnr.22.