Op 7 november 1981 zag ik, rond 12.00 uur, bij Groot-Ammers een Torenvalk, een juveniel mannetje, met prooi. Toen ik afstapte kwam het in mijn richting en kwam tot op 5 meter afstand zitten, een enkele maal veranderde hij van plaats en kwam tot op 3 meter afstand. Later vloog hij naar de rand van een sloot waar slootafval lag, voornamelijk stengels en wortelstokken van liesgras met aanhangende modder. Na enkele malen met de Veldmuis tussen de modder gewroet te hebben, liet hij de muis in een holte tussen de modder achter. De Torenvalk vloog daarna weg en begon op enige afstand weer te jagen. De Veldmuis was, afgezien van enkele wondjes veroorzaakt door het doden, volkomen gaaf. De Torenvalk maakte de indruk bewust naar een geschikte plaats voor zijn prooi te zoeken.