Vlak vóór de landing op het vliegveld van Bordeaux zien wij ze al overal liggen: de slagnetten (’les pantes à alouettes) met de kleine gecamoefleerde vanghutten ( de ’cabanes’), waarin de Franse vogelvangers op de loer zitten om er de doortrekkende Veldleeuweriken vanuit te kunnen verschalken. En ook Graspiepers, Kneuen en andere kleine zangvogels worden niet ontzien. Niet alleen die zwarte vierhoekige stukjes grond, soms vier, maar gewoonlijk twee tot drie rondom zo’n ’cabane’, maar ten noorden en ten noordoosten van deze stad zie ik vanuit de lucht in het lage licht van de nog niet ondergegane zon vele tientallen kleine kunstmatig aangelegde waterplasjes onder mij glimmen, die wij 'eendenpotten’ zouden kunnen noemen. Blijkbaar zijn deze waterplasjes niet alleen in de lage landerijen bij de Gironde te vinden, maar ook in de omgeving van de vele étangs die in dit landschap te vinden zijn.