In haar boek over de Betuwe geeft dr. Adriana R. Hol, geboren uit een boerenfamilie te Ingen, een treffende beschrijving van haar geboortestreek, die haar kennelijk zeer dierbaar is. Zij stelde haar boek samen in de oorlogsjaren en in de jaren kort daarna, toen de hoogstamboomgaarden het landschap van de Betuwe nog sterk bepaalden. Door de ingrijpende wijzigingen in de fruitteelt en de gevolgen daarvan voor het Betuwse cultuurlandschap, wordt haar beschrijving meer en meer tot een historisch document van een landschap, dat binnen enkele decennia niet meer zal bestaan. 'Gedurende het voorjaar wordt met grote aandacht de ontwikkeling van de knoppen der vruchtbomen gevolgd. Te vroege ontwikkeling wordt gevreesd. Als April in het land is, beginnen in de meeste jaren de knoppen eerst recht te zwellen. Wordt het weer zacht, dan schemert weldra het wit door, maar de milde temperatuur blijft in de regel niet, enige gure en natte dagen volgen en als na deze de zon weer doorbreekt en de wind naar het zuiden draait, dan grijpt het wonder plaats. Al die grote en kleine bomen, bomen met stijf opwaarts gerichte takken, bomen met prachtige kruinen beginnen te bloeien.