Tot 1971 troffen we de Kramsvogel in Nederland slechts aan in de trektijd en de winter. Bij hoge uitzondering werd hier wel eens gebroed. Zijn intrede als Nederlandse broedvogel deed de Kramsvogel in 1971 bij Schinveld (F. Hustings, mond. med.). In de jaren daarna nam het aantal broedparen toe. In 1977 bedroeg de Nederlandse populatie 54-75 broedparen, waarvan het grootste gedeelte in Zuid-Limburg (Jonkers 1979). Aan de kolonisatie van (vooral Zuid-) Nederland gingen meer dan 50 jaar vooraf, waarin de Kramsvogel zich als broedvogel vestigde in veel Midden- en Westeuropese landen: Zwitserland, Frankrijk, West-Duitsland, Oostenrijk, Schotland, Denemarken en België (Jonkers 1979). De eerste vestiging in België vond in 1967 plaats in het uiterste oosten van het land (Arnhem, 1967). In een periode van negen jaar breidde de Kramsvogel zich in westelijke richting uit, zodat al in 1975 het België oostelijk van de Maas grotendeels gekoloniseerd was (De Liedekerke 1976). Omdat in de jaren na 1977 de Kramsvogel in Zuid-Limburg op meer en meer plaatsen broedend werd aangetroffen, leek het zinvol zijn huidige verspreiding in kaart te brengen. In dit artikel worden de resultaten besproken van de inventarisatie van 1981, uitgevoerd in Zuid-Limburg ten zuiden van Sittard.