De Hobokense Polder, het laatst natuurgebied op de rechter Schelde-oever tussen grootstad Antwerpen en de Rupelstreek, wordt gekenmerkt door een grote diversiteit aan biotopen. Naast populierenaanplantingen, ruigten, een wilgenbroek en verwilderde boomgaard met oude spoorwegbedding, zijn het vooral de talrijke plassen met rietkraag en oevervegetatie die de uitzonderlijke ecologische waarde van dit prachtige natuurgebied uitmaken. Dit moerasland herbergt namelijk heel wat, steeds zeldzamer wordende, planten- en diersoorten. Zonder te willen voorbijgaan aan de opvallend rijke insekten- en amfibieënwereld, zijn het vooral water- en moerasvogels die hier een laatste broed-, voedsel- en overwinteringsgebied vinden. Gevlekte Orchis, Grote Ratelaar en Duizendguldenkruid, als ook broedgevallen van Woudaapje (uitgestorven gewaand in Vlaanderen) en Zomertaling (slechts ongeveer 30 paren in België), alle beschermde planten- en diersoorten, vormen slechts een greep uit een veelbetekende soortenlijst. Bescherming van bedreigde soorten wordt echter slechts effectief wanneer ook hun biotopen of leefruimte behouden wordt hetgeen de Werkgroep Hobokense Polder VZW (Paul Pals, Emiel Banningstraat 1, 2000 Antwerpen) nastreeft met klasseringsaanvraag voor dit 150 ha groot gebied. Het positieve advies-totklassering van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen vormt trouwens de erkenning van de natuurwetenschappelijke waarde van de Hobokense Polder en de gegrondheid van onze verzuchting, waarvoor wij ook in Groot-Antwerpen zullen blijven vechten!