In de jaren vijftig heb ik op verzoek van de koekoekkenner W.P.J. Hellebrekers vrij veel aandacht besteed aan het voorkomen van verschillende soorten pleegouders van Koekoeken in ons land. In latere jaren heb ik hieraan door diverse omstandigheden helaas veel minder kunnen doen. Eén van deze omstandigheden is dat de Koekoek in mijn woongemeente (Nieuwegein) slechts in een vrij klein aantal voorkomt. Ik heb hier zelf voor 1980 slechts één keer een nest met een jonge Koekoek gezien, namelijk op 29 juli 1978 toen mij door de bosopzichter J.M. Klees een exemplaar werd aangewezen in het nest van een Heggemus op het landgoed Rijnhuizen. Deze door mij geringde vogel is helaas vlak voor het uitvliegen gestorven. Sedert enkele jaren ben ik nu ook in het gelukkige bezit van een vergunning om vogels te ringen op een ander terrein in deze gemeente dat niet voor het publiek toegankelijk is, namelijk het terrein van het Watertransportbedrijf Rijn-Kennemerland bij Jutphaas. Op dit terrein wordt water uit het aangrenzende Lekkanaal voorgezuiverd en daarna doorgepompt naar de duinen in Kennemerland. Er bevinden zich behalve pompinstallaties ’fabriekshallen’, opslagplaatsen, kantoorgebouwen, laboratoria en bedrijfswoningen ook waterbassins met aan- en afvoerkanalen en slibvelden. Het geheel is ingepast in een parklandschap dat naast houtsingels, gazons en bosjes ook met riet omzoomde sloten en dito vijvers omvat.