Het is al heel wat jaren geleden dat ik voor het laatst een paartje Grauwe Klauwier had gezien. Om precies te zijn vond mijn laatste ontmoeting plaats op 16 juni 1968 in de Amsterdamse Waterleidingduinen onder Vogelenzang. De beide oudervogels toonden mij toen door hun opvallend gedrag hun nest met vier kale jongen in een vlierstruik. De vogels spraken toen, begin en eind jaren zestig, en nu nog altijd sterk tot mijn verbeelding. Zij personifieerden voor mij als kind: avontuur en lange wandelingen naar Noordwijkerhout door de warme zomeravondduinen. Langs het zweefvlieg veld bevonden zich de nestlocaties. Het gaat de Grauwe Klauwier sindsdien niet meer voor de wind. De achteruitgang vindt momenteel plaats in geheel Noordwest-Europa. Volgens de Atlas van de Nederlandse Broedvogels (1979) Kon de totale populatie van Nederland toen op 150 broedparen gesteld worden en neemt deze nog steeds langzaam in aantal af. Slechts op Ameland kan men nog spreken van een hoge dichtheid, in de jaren 1973-1977 kwamen daar nog jaarlijks 25 broedparen voor. Waarschijnlijk krimpt het broedareaal oostwaarts in, waardoor de westrand van het verspreidingsgebied ontvolkt raakt. Als mogelijke oorzaken hiervoor zijn te noemen de veranderde biotoopomstandigheden in de broedgebieden (ruilverkavelingen en dergelijke), het sterk verminderde voedselaanbod in de vorm van grote insekten, hagedissen en dergelijke, het gebruik van pesticiden in de wintergebieden en mogelijk ook afschot en vangst tijdens de trek. Het klimaat kan nauwelijks als oorzaak worden genoemd omdat de vele goede zomers sinds 1976 ook geen verbetering in bezetting te zien hebben gegeven. De combinatie van deze bovenvermelde oorzaken heeft waarschijnlijk tot het verdwijnen van deze mooie en interessante vogel geleid.