Door de grote hoeveelheden smelt- en regenwater bereiken onze grote rivieren doorgaans in februari en maart hun hoogste waterstanden. Zolang de uiterwaarden onder water staan wordt de ontwikkeling van de vegetatie hierdoor geremd. Het waterpeil daalt echter vaak alweer in april en voor de buitendijks gelegen rietlanden is er dan nog voldoende tijd om volledig uit te groeien. Dit betekent, dat vogels als Roerdomp, Waterral en Kleine Karekiet in mei hun nest kunnen bouwen temidden van een dicht rietstengelwoud. Ook de andere moerasvegetatie is rond die tijd gewoonlijk goed tot ontwikkeling gekomen. Het voorjaar van 1983 werd echter gekenmerkt door overvloedige regenval, hetgeen een langdurige overstroming van de uiterwaarden veroorzaakte. Tot in de derde week van juni bleven grote delen van het uiterwaardengebied geheel of grotendeels geïnundeerd. Onder invloed hiervan verliep het broedseizoen voor de meeste vogelsoorten in dit gebied volkomen anders dan in andere jaren.