De meeste biologen zouden als hen gevraagd werd om een gissing te doen naar de mogelijke betekenis van het opvallende verenkleed van veel vogelsoorten, waarschijnlijk zeggen dat de opvallende kleuren zich ontwikkelden in de context van een rituele balts tussen rivale mannetjes of als een attractie om wijfjes aan te trekken. Ze zouden wijzen op het feit dat vogels van het mannelijk geslacht meestal opvallender gekleurd zijn dan vogels van het vrouwelijk geslacht en dat de exotische pluimage van de mannetjes vooral hoog ontwikkeld is bij polygame vogelsoorten. De mannetjes vechten meestal om de wijfjes en deze competitie is intensiever bij soorten waar één mannetje meer wijfjes kan krijgen, daarom mag men verwachten dat bepaalde kleuren ter illustratie van de sekse bij mannetjes gevonden worden en dan vooral bij polygame vogelsoorten. Dit was ongeveer de strekking van de argumentering zoals die door Darwin naar voren werd gebracht en hoewel van tijd tot tijd alternatieven worden aangedragen is onlangs de eerste serieuze poging gedaan om het idee van Darwin te toetsen aan de hand van een op grote schaal uitgevoerd vergelijkend onderzoek, onlangs gepubliceerd door Baker & Parker (Phil.Trans.R.Soc., 8287,63-120;1979). Naar aanleiding van hun analyse verwerpen Baker & Parker de hypothese van kleur verschillen ter illustratie van de sexe en hebben deze vervangen door een idee welke op het eerste gezicht verrassend mag lijken namelijk dat de opvallende kleuren zich ontwikkeld zouden hebben als een response op de selectiedruk die door predatoren wordt uitgeoefend. Meer dan 30 jaar geleden publiceerde Cott een diepgaande studie, die uitwees dat opvallende vogels vaak weinig smakelijk zijn (Pr0c.Z001.50c.,L0nd.116,371-524;1946).