De Tafeleend broedt in Noordwest-Europa vooral in de maanden mei en juni (Glutz von Blotzheim & Bauer 1969, Cramp & Simmons 1977). In het Nieuwkoopse plassengebied broedt de Tafeleend eerder, namelijk vooral in april en mei. Het is zelfs mogelijk dat er eind maart al eieren gelegd worden. De meeste nesten zijn begin mei aanwezig. De gemiddelde legselgrootte van twaalf nesten was 7,1. Dit is vergeleken met buitenlandse gegevens aan de lage kant. Een vroeger broedseizoen betekent voor de soort niet altijd een optimaler broedseizoen. Het inventariseren van de Tafeleend moet in dit plassengebied vooral gebeuren in de tweede helft van april en in de eerste helft van mei. Het ’Handboek Vogelinventarisatie’ geeft als inventarisatieperiode vooral de periode half mei – eind juni aan. Juni is echter te laat. Veel ♂ ♂ verlaten hun ♀ en verzamelen zich. Ze zullen daarbij vaak hun broedgebied verlaten om zich ’terug te trekken’ in rustgebieden waar ze kunnen ruien. De datumgrenzen van 20 mei en 10 juli (BSPhandleiding 1985) zijn voor Nieuwkoop ook te laat. Op grond van de in dit artikel uitgewerkte gegevens worden voorgesteld de grenzen 20 april en 30 mei, eventueel 10 juni. Wat de sekse-ratio betreft, het ziet ernaar uit dat het aantal ♂ ♂ groter was dan het aantal ♀ ♀. Een verhouding ♀ ♀ : ♂ ♂ van 1:1,3 is ook in deelgebieden van De Wieden gevonden. De gegevens hierover zijn echter nog summier. In ieder geval dient men er bij het inventariseren rekening mee te houden.