Het lijkt langzamerhand eerder regel dan uitzondering dat vogelsoorten in aantal achteruitgaan. Ook met de Patrijs gaat het slecht. Recente publicaties maken slechts melding van het teruglopen van aantallen. Dit wordt waarschijnlijk het best samengevat door Cramp & Simmens (1980) die de gestage achteruitgang sinds 1950 op ongeveer 50 tot 90% schatten in het gehele verspreidingsgebied. Dat gebied beslaat West-, Midden- en Oost-Europa. Teixeira (1979) schat het aantal broedparen voor Nederland op ongeveer 40 à 45.000. Deze schatting is gebaseerd op Sovon-gegevens die verzameld zijn in de broedseizoenen van 1973 tot 1977. (Sovon = Stichting Ornithologisch Veldonderzoek Nederland). Dat de achteruitgang zich waarschijnlijk ook daarna nog heeft voortgezet blijkt uit de resultaten van de Punt Transekt Tellingen (PTT), een ander projekt van Sovon (figuur 1). Enkelaar (1962, 1971) legde de patrijzestand voor West Zeeuwsch-Vlaanderen vast door tellingen in januari 1962 en januari 1971. Sindsdien is er een hoop veranderd in deze streek. Hoe staat de Patrijs er op dit moment voor in West Zeeuwsch-Vlaanderen?