Om de achterstand in te halen is opnieuw een dubbel jaarverslag verschenen van de ornithologische onderzoeken in de Amsterdamse Waterleidingduinen. In verscheidene hoofdstukken worden achtereenvolgens behandeld de factoren die van invloed waren op het onderzoek en/of de vogelstand in 1979 en 1980, een lijst van veldwaarnemingen van het gebied, de broedpopulatie van een aantal watervogels in 1979 en 1980 in de AW Duinen, nationale watervogeltellingen, verslag van de stootvogelstand, vogelslachtoffers van de strenge winter, jaarverslag en vangstresultaten van het vogelringstation in 1979 en 1980, met daaropvolgend gegevens over ontvangen terugmeldingen en een uitwerking van alle vinkachtigen met ringen die gevangen of gevonden werden in de periode van 1957 tot en met 1980. In 1979 werden 95 vogelsoorten als broedvogel vastgesteld, in 1980 waren dat 94 verschillende soorten. Voor beide jaren samen waren dit 96 vogelsoorten als zekere broedvogel en acht vogelsoorten als mogelijke broedvogel. In 1979 werden 191 soorten en ondersoorten waargenomen, in 1980 waren dit 202 soorten en ondersoorten. Het totaal voor beide jaren was 217 soorten. Als enige bijzondere soorten die waargenomen werden kunnen genoemd worden; Noordse Stormvogel, Purperreiger, Zwarte Ooievaar, Witoogeend, IJseend, Slechtvalk, Roodpootvalk, Morinelplevier, Kleinste Jager, Grote Burgemeester, Hop, Grote Pieper, Roodkeelpieper, Bosgors en Dwerggors.