Het was in de dagen, dat ik als jongen voor het eerst geboeid en begeesterd werd door het vinden van een dodaarsnest in het Oostzijderveld. ’n Plukje kroos van het ’drijvend’ nest afnemen en daar lagen de eitjes. Waren ze wit, dan was het een ’nieuw’ nest, waren ze vuilbruin dan was het al een tijdje bebroed. ’n Vogel zag je er niet bij! ’Misschien broeden ze de eieren niet uit, want het broeit onder dat kroost’ zei mijn vriend Dick Mus, die mij trouwens op dat nestje attent had gemaakt. Af en toe zagen wij zo’n nieuwsgierig kopje van de Dodaars boven het kroost uitgluren en al snel dook het vogeltje weer onder.