In 1908 voorzag de Haagse gemeenteraad dat de stad zich zou gaan uitbreiden in zuidwestelijke richting. Aan dr. H.P. Berlage werd de opdracht gegeven om een groengebied te ontwerpen van ± 110 hectare. Op de plaats waar het park moest komen, waren alleen weilanden en een eendenkooi. Deze was nog in bedrijf bij de gebroeders Hegge. Bij de aanleg van het Zuiderpark werd hij in 1920 onteigend door de gemeente en in het plan opgenomen. Sindsdien wordt er niet meer gevangen, maar wordt hij als cultuur-historisch monument in stand gehouden door de gemeente. Hoewel er van tijd tot tijd excursies worden gehouden (alleen’s winters) is de kooi niet vrij toegankelijk. Deze heeft zich dan ook ontwikkeld tot een rust- en broedgebied waarvan de betekenis zich tot in de wijde omtrek laat gelden.