Het is steeds weer een verrassing de Waterral te zien, vooral in de zomer. Zomers kon ik hem slechts toevallig en met geluk goed op de dia krijgen. Zijn luidruchtig maar moeilijk waar te nemen gedrag is overbekend. In de winter zijn zij echter zeer vaak te zien, vooral wanneer er op het meeste water ijs ligt. Dan zijn zij gedwongen buiten de rietkragen -hun leefgebied- naar voedsel te zoeken. Zo kon ik hen in februari 1987 zeer vaak op de zelfde plaats observeren. Dat gaat dan vaak samen met een Waterhoentje, wat een verschil in lichaamsafmeting en beweeglijkheid! Het Waterhoentje is zelfs uitgesproken traag vergeleken met het ralletje! Aan de beweeglijkheid kon ik zelfs in het donker al zien of het een hoen of ral was. Het observeren van de Waterral bereikte zijn hoogtepunt toen ik de slaapplaats vond. De slaapplaats was een duiker van ±5O cm diameter, en deze lag onder een dam, die ± 120 cm boven de duiker gelegen was. Dus ligt de duiker ± 120 cm onder de grond. De duiker liep vanuit een sloot naar een grote polder. De sloot was geheel bevroren, en de grote polder eveneens. Maar door de grondlaag boven de duiker bleef het water in de duiker vrijwel de gehele winter 1986-1987 vloeibaar. En daar komt dan iedere morgen om ongeveer 8.00 uur in februari, om ongeveer 7.00 uur in maart het ralletje uit!