Terugkijkend op de periode juli 1986 – juli 1987 beseffen wij dat het voor het milieu en daarom óók voor de vogels een rampjaar is geweest. Het broedseizoen dat na de strenge winter laat begon, liep door tot ver in augustus. Wij merkten dat aan de niet af latende stroom jonge vogels die bij ons werd gebracht. Op een dag in juli werd een koolmezenvader volkomen uitgeput aangetroffen onder zijn nest met nog vier levende jongen. Het koolmezenvrouwtje was waarschijnlijk door een kat opgegeten en je mag wel aannemen dat met het mannetje hetzelfde zou zijn gebeurd als niet behulpzame mensen hem met nest en al naar ons toe hadden gebracht. Samen met de jongen werd hij in een kooi geplaatst. De kleine Koolmeesjes werden korte tijd door één van de vrijwilligers bijgevoed om vadervogel de gelegenheid te geven op adem te komen. Toen hij op krachten was nam hij het voeren weer over en een week later kon het koolmezengezin gezond worden vrijgelaten in Thijsses Hof.