’Als er een paar jaar achter elkaar geen Haring wordt gevangen, dan vermenigvuldigen die beesten zich zo enorm, dat de zee buiten haar oevers treedt en de aarde verzwolgen wordt door een zondvloed. Een ongelooflijk vruchtbare vis!’ Aan het woord is Koekoesjkin, van wie Maksim Gorki vertelt dat hij als een kletsmajoor en leeghoofd wordt beschouwd. Een hedendaags bioloog zou ook niet veel geven voor Koekoesjkins ecologisch inzicht, want de gedachte dat de Haring ongebreideld zou kunnen toenemen, is absurd. De aantallen van diersoorten rijzen nimmer de pan uit, want er zijn altijd tegenkrachten werkzaam, waardoor na een eventuele tijdelijke toename, de aantallen vroeger of later zullen stabiliseren. 1)