Vanaf 1911 tot en met 1987 werden er in Nederland 13097 Gierzwaluwen geringd. Tussen 1911 en 1956 waren dit er slechts 910 stuks. Tussen 1957 en 1970 werden er flinke aantallen nestjongen geringd, variërend tussen circa 150 exemplaren en ruim 500 exemplaren per jaar. Na 1970 daalden deze aantallen tot jaarlijks slechts enkele tientallen. Ook het aantal volgroeide dieren dat geringd werd, was relatief hoog in de jaren 1957 -1970 en in de jaren daarna aanzienlijk minder. In sommige jaren werden evenwel door de inzet van sommige ringers vrij grote aantallen volgroeide vogels geringd. Bijvoorbeeld 554 exemplaren in 1965, 1053 exemplaren in 1974, 1535 exemplaren in 1980, 881 exemplaren in 1981 en 429 exemplaren in 1987 (figuur 1). Het aantal terugmeldingen, aanwezig in het archief van het Vogeltrekstation te Heteren, bedraagt 179 benevens tien ’buitenlandse’ Gierzwaluwen die in Nederland werden teruggemeld. Hel terugmeldingspercentage is niet hoog en bedraagt voor de als pullus geringde vogels 0,66% en voor de als volgroeid geringde Gierzwaluwen 0,70% (voor soorten als Oeverzwaluw, Boerenzwaluw en Huiszwaluw zijn de totale terugmeldingspercentages respectievelijk 2, 2%, 0,53% en 0,30%). Ondanks het geringe aantal terugmeldingen blijkt het goed mogelijk enkele interessante feiten te vermelden. Uit tabel 1 en 2 blijkt dat vooral in de maanden mei en juli en in mindere mate in juni de meeste terugmeldingen werden geregistreerd, terwijl ook nog in augustus een aanzienlijk aantal werd teruggemeld. Het grootste aandeel van deze terugmeldingen betreft vogels die dood werden vastgesteld op of bij de broedplaatsen in Nederland,