Sinds het financieel bereikbaar maken van de homecomputer voor de ’gewone’ mens op het einde van de jaren zeventig, is er in vele huiskamers reeds heel wat veranderd in het denken en handelen. Niet enkel kleine en/of middelgrote ondernemingen zagen hierin een middel tot het vlugger verwerken van allerhande administratieve gegevens, doch ook de vooruitstrevende (veld)ornitholoog kreeg hier een opportuniteit om de gegevensverwerking van zijn waarnemingen, of die van een werkgroep, vlotter en efficiënter te doen verlopen. Ontegensprekelijk werd hierdoor de beschikbaarheid van de gegevens voor medegeïnteresseerden versneld. Het beschikbaar intern werkgeheugen van de machines in die tijd bedroeg 16 kb,! In het begin van de jaren tachtig steeg dit naar 64 kb. Het in eerste instantie gebruikte opslagstation, de taperecorder, werd vervangen door een diskettelezer. In mijn geval had deze een werkcapaciteit van 143 kb. Werkruimte te over, toentertijd! Aan de bestaande softwarepakketten, zoals tekstverwerker en databases, moest nog duchtig worden gesleuteld. Velen gaven er de voorkeur aan om, door middel van vele uren nachtwerk, zelf een op maat geschreven programma te ontwikkelen. Dit gold eveneens voor de ’printerdriver’, een zogenaamde softwarematig besturingssysteem voor printers. Printers waren wel beschikbaar, maar hel uitprinten van de moeizaam verkregen resultaten verliep niet altijd even vlekkeloos.