In vergelijking met de gegevens uit de periode 1969-1971 is de broedvogelbevolking van de zuidelijke Gelderse Vallei (het gebied tussen de plaatsen Wageningen, Rhenen, Veenendaal en Ede) in 1987 heel wat veranderd. Niet minder dan 27 vogelsoorten zijn achteruitgegaan, 29 soorten zijn in hun aantal gelijkgebleven en 11 soorten zijn vooruitgegaan. Daarbij zijn niet gerekend de vogelsoorten die gedurende de laatste zeventien jaar uit het gebied zijn verdwenen. Dat zijn twaalf soorten, namelijk Zomertaling, Slobeend, Groene Specht, Roodborsttapuit, Gekraagde Roodstaart, IJsvogel, Rietzanger, Grauwe Gors, Geelgors, Wielewaal, Bosuil en Glanskop. De laatste twee soorten kunnen over het hoofd zijn gezien. Reeds vroeger verdwenen soorten als Ooievaar, Kemphaan, Zwarte Stern, Grauwe Klauwier, Bruine Kiekendief en Roek. Als nieuwkomers werden Wulp, Ransuil, Havik en Kramsvogel vastgesteld. Er zijn 2651 territoria vastgesteld van 67 vogelsoorten. Per soort wordt een verspreid!ngskaart gegeven die een goed beeld geeft waar de territoria van de diverse soorten zijn vastgesteld. Bij elke kaart is een korte, goed geformuleerde tekst gevoegd. Er worden bovendien aanbevelingen gegeven voor het gebied en de wenselijkheid van een vervolgonderzoek wordt geformuleerd.