Er kwam een nieuwe jongen in de klas. September 1934; klas 2A van de Derde Vijf(-jarige HBS aan de Mauritskade te Amsterdam). Hij droeg óók een korte broek, zodat je z’n stevige benen kon zien (’k had bijna in Numansdorps’ dialect ’pôôôte’ geschreven). En na schooltijd bleef hij ook hangen in de leslokalen van ’Offie’, onze biologieleraar (F.J.M. Offerijns), waar van alles te zien en te vragen was. En ik was toen (nog twaalf zijnde) al bijna een jaar NJNer. Zó ontstond het contact; het prille begin van een vriendschap waar de Tijd tevergeefs zijn tand in zette.