In 1963, 1964, 1970 tot en met 1974, 1975 tot en met 1978, 1979 en 1986 tot en met 1989 werd de broedpopulatie van de Oeverzwaluw integraal geteld in Nederland. Een geleidelijke afname van het aantal broedparen vond plaats vanaf 1963 tot omstreeks 1976/1977. Daarna trad een kort herstel op omstreeks 1979/1980, waarna tot circa 1985 de broedpopulatie wederom sterk afnam. Vanaf 1986 neemt de soort weer toe en is thans (1989) weer op het peil van 1979 en 1973/ 1974 (tabel 7). Gezien de gunstiger geworden overwinteringsomstandigheden in de Sahel (meer neerslag in de zomer) ligt het in de lijn der verwachtingen dat de trend van toename zich zal voortzetten. In 1989 is het aantal kolonies in afgravingen en oevers verder afgenomen en het aantal kolonies in depots verder toegenomen (tabel 6). De bezettingspercentages van de kolonies zijn vrij constant, maar lagen in 1989 opvallend hoger dan in voorgaande jaren (tabel 5). De gemiddelde koloniegrootte steeg van 22,3 broedparen in 1988 tot 31,0 broedparen in 1989. Er werden beduidend meer kolonies aangetroffen in de grootteklasse 11-50 broedparen en opvallend minder in de grootteklasse 1-10 broedparen (tabel 2). De gemiddelde koloniegrootte van compacte kolonies met meer dan honderd broedparen steeg van 132,3 broedparen in 1988 lot 185,2 broedparen in 1989 (tabel 3). Ook steeg het gemiddelde aantal broedparen in biotopen met meer dan één kolonie waarin meer dan honderd broedparen aanwezig waren. In 1989 waren dit 204,3 broedparen en in 1988 waren dit 176,8 broedparen (tabel 4). In tabel 1 zijn de telgegevens samengevat per provincie, terwijl de verspreiding per atlasblok is geïllustreerd in kaart 1. Kaart 2 geeft een overzicht van het aantal broedparen per kaartblad. Kaartbladen met meer dan 400 geregistreerde broedparen komen voor in het noorden van het land (Lauwersmeer en ’grensgebied’ Groningen en Drenthe). Verder in het rivierengebied tussen Geldermalsen en Arnhem, het deltagebied grenzend aan het westen van Noord-Brabant en waarschijnlijk ook in Midden-ümburg waaruit helaas in 1989 geen gegevens bekend zijn. Kaart 3 geeft een beeld van de procentuele toeof afname in 1989 ten opzichte van 1988. Opvallend is hierbij dat gebieden met een significante afname vrijwel steeds grenzen aan gebieden met een zeer grote toename, De gemiddelde toename van het aantal broedparen in 1989 bedraagt ten opzichte van 1988 bijna 47%.