In ’Anser’, een vier maal per jaar verschijnend periodiek van de Vogelbeschermingswacht Noord-Veluwe, is er een rubriek waarin terugmeldingen van in de regio geringde en/of geringd gevonden vogels worden vermeld. Dat zijn mededelingen in een notedop, want dikwijls staat het geboorte- en overlijdensbericht in één regeltje. Soms wordt er iets meer bekend over de geschiedenis van het geringde beest en daarover nu gaat het volgende verhaal. Voor het begin moeten wij terug naar het vroege voorjaar of, zo u wilt, de late winter van 1986. Ons land was op die derde maart nog in een ijzige greep gevangen. Bij het Wolderwijd, letterlijk en figuurlijk onder de rook van Harderwijk gelegen, waar nog een stroompje open water was, werd een Ijsvogel gesignaleerd. De heer en mevrouw Knegtering gingen ernaar op zoek, maar troffen in plaats daarvan twee Roerdompen aan. Beide exemplaren waren totaal uitgehongerd, tot op het bot vermagerd en zó verzwakt dat zij niet meer konden staan en vliegen. De vogels gingen mee naar hun huis en kregen een plaatsje op zolder.