’Laten wij hopen, dat er eens een tijd zal komen waarin het niet meer nodig zal zijn’, schreef een donatrices dit jaar boven haar girobiljet, waarmee ze een extra gift voor de zeevogels aan ons overmaakte. Ze bracht daarmee een gedachte onder woorden, die zo dikwijls bij ons op de achtergrond leeft, als wij bezig zijn met het revalideren van milieuslachtoffers. Het ziet er nu nog niet naar uit, dat die tijd spoedig zal aanbreken, want in het boekjaar juli 1989 – juli 1990, waarover dit verslag gaat, kwamen nog meer hulpbehoevende dieren bij het Vogelhospitaal binnen dan in de voorafgaande jaren. Dat zeer veel vogels gezond konden vertrekken, is niet alleen te danken aan het werk van onze vrijwilligers, maar ook aan alle mensen die het Vogelrampenfonds op één of andere wijze hebben gesteund. In de mooie zomer van 1989 waren wij dag in dag uit nog druk bezig met de verzorging van ouderloze jonge vogels. Na de lente beginnen heel wat vogels aan een tweede broedsel en ijverige Merels doen dat dikwijls nog een derde en een vierde keer. Opnieuw slaagden wil er in een jonge Fuut groot te brengen. Aangezien dit in Nederland tot dusver nog maar zelden in gevangenschap is gelukt, zijn wij er blij mee een behandelingsmethode gevonden te hebben waarmee dit nu wel mogelijk is.