De Grauwe Gans (Anser anser) is vanouds een bekende broedvogel in Nederland. Van een echte landelijke broedpopulatie was echter aan het einde van de vorige eeuw geen sprake meer. De geringe aantallen bewoonden toen alleen nog enkele restanten van de eens zo uitgestrekte veenmoerasgebieden in Friesland (vooral bij Eernewoude en Nijelamer). Daar verdwenen zij omstreeks 1919, maar in latere jaren nestelden er nog enkele paartjes aan het Bergumermeer en De Leijen, wellicht tot omstreeks 1935 (Smit 1976, 1979). In de jaren 1948-1950 broedde de soort in de rietmoerassen van de nog-niet-gecultiveerde delen van de Noordoostpolder en in 1951 en 1952 in het nabijgelegen Zwarte Meer. Daarna volgde een periode waarin het broeden van Grauwe Ganzen in Nederland niet werd vastgesteld, maar in 1963 werd in de polder Oostelijk Flevoland een paartje met jongen waargenomen. Hoe verging het de soort verder?