De weg was stiller dan anders. Ik haalde twee joggers in, maar er kwam me niemand tegemoet. Ook op de rivier was het ongewoon rustig. Voorbij de bocht zag ik de oorzaak: op de wallekant een wirwar van hijskranen, tractoren, mensen; en dwars over het smalle water, van oever tot oever, een lange platte schuit. Schrik schoot me in de keel en ik voerde mijn tempo op. Daar immers waren die twee nesten? Een paar weken geleden had ik er de Futen voor het eerst gezien. Die fiere vogels, met hun parmantige oorpluimen en halsveren die als waaiertjes openen en sluiten.