In 1990 werd voor het vijfde achtereenvolgende jaar getracht de broedvogelpopulatie van de Oeverzwaluw vast te stellen. Eerdere inventarisaties werden uitgevoerd in 1963, 1964, 1970 tot en met 1975, 1979 en 1986 t/m 1989. Ondanks de hulp van vele vrijwillige medewerkers, werd in 1990 de Oeverzwaluw minder intensief en minder volledig geteld dan in voorgaande jaren. Met name werden zeer weinig of geen telgegevens verkregen uit Zeeland, Oost-Brabant, Friesland en Zuid-Limburg. Op grond van tellingen werden in 1990, 7837 broedparen vastgesteld in 264 kolonies in 119 atlasblokken. Een nauwkeurige analyse van de getelde aantallen in vergelijking met voorgaande jaren geeft evenwel een geringe gemiddelde achteruitgang te zien van 10-25%. De werkelijke broedpopulatie met inachtneming van de niet getelde gebieden in 1990 moet derhalve worden gesteld op circa 9100 broedparen. Vanaf 1986 tot en met 1989 bedroeg de populatie respectievelijk 4000, 6000, 8000, 11500 broedparen.